Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY8715

Datum uitspraak2006-08-31
Datum gepubliceerd2006-09-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/4358 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verhoging dagloon met terugwerkende kracht. Weigering wettelijke rente over de nabetaling.


Uitspraak

04/4358 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 juli 2004, 03/910 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen de erfgenamen van [betrokkene], laatstelijk gewoond hebbende te Geleen (hierna: betrokkenen) en appellant Datum uitspraak: 31 augustus 2006. I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Namens betrokkenen heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2006. Namens appellant is verschenen mr. L. Bosma, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, en namens betrokkenen is verschenen mr. Brauer, voornoemd. II. OVERWEGINGEN Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. Bij besluit van 7 december 1993 heeft appellant aan [betrokkene] (verder te noemen: de werknemer) met ingang van 1 oktober 1993 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend. Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van de werknemer van 14 september 2001 heeft appellant bij besluit van 28 november 2001 het WAO-dagloon met volledig terugwerkende kracht verhoogd. Bij besluit van 13 mei 2003 heeft appellant geweigerd wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling, bij bestreden besluit op bezwaar van 18 juni 2003 heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 13 mei 2003 ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank moet het besluit van 7 december 1993 als onrechtmatig worden aangemerkt en de rechtbank is van oordeel dat appellant ingaande 1 januari 1994 wettelijke rente is verschuldigd. Appellant erkent dat het besluit van 7 december 1993 onrechtmatig was, maar vindt dat de gevolgen van de onrechtmatigheid van dat besluit veeleer voor risico van de werknemer dienen te komen. Het dagloon is destijds vastgesteld op basis van de gegevens die door de werknemer en zijn werkgever zijn verstrekt. De werknemer heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen de dagloonvaststelling en heeft eerst na verloop van acht jaar verzocht om herziening van het dagloon. Appellant meent dat uiterlijk op 12 november 2001 een beslissing op het verzoek van 14 september 2001 had moeten worden genomen. Nu die termijn is overschreden, is appellant van mening in beginsel ingaande 1 december 2001 verplicht te zijn wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling. Deze heeft echter al op 19 november 2001 plaatsgevonden, zodat in dit geval geen recht bestaat op vergoeding van wettelijke rente. De Raad overweegt als volgt. Zoals blijkt uit de uitspraak van de Raad van 15 december 2005 (LJN: AU8835) onderschrijft de Raad het standpunt van appellant. Dat betekent dat het hoger beroep slaagt, de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en dat het beroep alsnog ongegrond moet worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2006. (get.) G. van der Wiel. (get.) C.M.T. Kruls. BKH 250806